47. De andere eilanden van de voormalige Nederlandse Antillen

De Benedenwindse eilanden

De geschiedenis van Bonaire en Aruba is sterk verbonden met die van Curaçao. Deze twee eilanden werden in 1635 (Bonaire) en 1636 (Aruba) veroverd om te verhinderen dat Spanje ze zou kunnen gebruiken als basis om Curaçao aan te vallen. Ofschoon de W.I.C. niet veel belangstelling had voor Aruba en Bonaire, vonden op deze eilanden toch gedurende de hele W.I.C.-periode (1634-1791) op kleine schaal economische activiteiten plaats. Op Aruba, dat gebruikt werd als een grote ‘hacienda’, hielden de Caquetio zich bezig met veeteelt, met name met het fokken van muilezels en paarden. Hoewel in de negentiende eeuw goud en fosfaat werd gewonnen op Aruba, zorgde dit niet voor veel economische voorspoed. Pas toen in de twintigste eeuw ook op Aruba een raffinaderij werd gevestigd, veranderde de economie op dit eiland radicaal. Na de Tweede Wereldoorlog zorgde het toerisme voor veel voorspoed.

Op Bonaire vond tijdens de W.I.C.-periode landbouw plaats en er werd zout gewonnen. Toen in de twintigste eeuw de raffinaderijen van Aruba en Curaçao veel arbeidskrachten nodig hadden, gingen veel Bonaireaanse mannen daar werken. Zij stuurden een deel van hun salaris naar Bonaire en de vrouwen vulden dit daar aan met huisindustrie en landbouw.

Aruba stapte in 1985 uit het staatsverband van de Nederlandse Antillen en heeft vanaf die datum de status van apart land binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Bonaire kreeg in 2010 de status van ‘bijzondere gemeente’ en valt nu direct onder Nederlands bestuur.

De Bovenwindse eilanden

Op de Bovenwindse eilanden ontstond een andere samenleving: hier waren het vooral de Zeeuwse handelaren, die geïnvesteerd hadden in de W.I.C., die het voortouw namen. Eerst werd in 1630 Sint Maarten kortstondig veroverd, vooral om haar ligging op de route van de Spaanse Zilvervloot zodat deze makkelijker gekaapt zou kunnen worden. Die bezetting werd snel beëindigd door Spanje en pas in 1648 werd het eiland definitief samen met Frankrijk veroverd en onderling verdeeld, waarna men zich vooral concentreerde op landbouw en zoutwinning. Van veel groter belang werd vanaf 1636 Sint Eustatius: het eiland bezat een beschermde rede die door de Zeeuwse handelaren vooral voor de trans-Atlantische slavenhandel werd gebruikt. Dit leverde veel geld op, waardoor Sint Eustatius in de achttiende eeuw de bijnaam ‘The Golden Rock’ kreeg. Deze voorspoed verdween toen de spanningen tussen de Europese grote landen Groot-Brittannië en Frankrijk en tussen Groot-Brittannië en Amerika ook in het Caribisch gebied werden uitgevochten. De Britten waren zeer geïrriteerd toen op 16 november 1776 de Andrew Dorea, een schip dat de Amerikaanse vlag voerde, officieel met kanonschoten werd begroet door Sint Eustatius. Dit was de eerste maal dat Amerika als onafhankelijk land werd erkend. In 1781 verwoestten de Britten onder admiraal Rodney Sint Eustatius, een klap die het niet meer te boven kwam.

Net als Aruba en Bonaire vervulde Saba slechts een bijrol: het werd in 1640 veroverd ter bescherming van Sint Eustatius.

In de negentiende en de eerste helft van de twintigste eeuw werden de drie Bovenwindse eilanden totaal verwaarloosd. Daarom vond er vooral vanaf 1920 veel arbeidsmigratie plaats vanaf deze eilanden naar Aruba en Curaçao. Pas toen het cruise- en verblijfstoerisme zich na 1960 op Sint Maarten ontwikkelde, ontstond er op dat eiland weer een enorme bevolkingsgroei.

Sint Maarten is nu een apart land binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Saba en Sint Eustatius zijn sinds 2010 ‘bijzondere gemeenten’ en vallen daarmee direct onder Nederlands bestuur.

 

Afbeelding uit vensteroverzicht: luchtfoto Saba. Nationaal Archief Curaçao, collectie Fischer.

Foto’s boven:

1. St. Maarten. Nationaal Archief Curaçao, collectie Fischer.

2. Saba. Nationaal Archief Curaçao, collectie Fischer.