35. Van ‘Oil as King’ tot ‘Tourism as King’
Door de komst van de olieraffinaderij in het begin van de twintigste eeuw verdween de oude traditionele samenleving voorgoed en kwamen er veel immigranten naar het eiland. Van de 12.000 werknemers die in 1930 bij Shell werkten, op een totale bevolking van 50.165, waren er nog geen 1.800 van Curaçao zelf afkomstig en pas later nam het aandeel van lokale werknemers toe. De bevolking groeide vooral door immigratie van 35.083 in 1923 tot 125.181 in 1961. Tot in de jaren zeventig draaide het economisch leven op Curaçao bijna volledig rond de raffinaderij en aanverwante bedrijven zoals het scheepsreparatiedok.
De stad bleef weliswaar het handels- en bestuurscentrum maar het economisch zwaartepunt kwam aan de noordzijde van het Schottegat te liggen, met bunkerfaciliteiten bij Bullenbaai en Caracasbaai. De lokale bevolking trok van de buitendistricten naar de plekken in en rondom Willemstad, vanwaar de raffinaderij makkelijk bereikbaar was. Het nederzettingspatroon volgde de behoefte van de industrie en Shell bouwde ‘oliedorpen’ voor de employees en contractarbeiders en daarnaast ontstonden er diverse volkswijken.
Het onderwijs moest voldoen aan de nieuwe eisen van de complexe, industriële samenleving. De voorzieningen in de medische en sociale sectoren groeiden sterk evenals faciliteiten voor recreatie en sport. Het cultureel leven kwam tot grote bloei en werd sterk beïnvloed door de nieuwe etnische groepen. Shell bezat een groot deel van het eiland en de directeur behoorde naast de gouverneur en de bisschop tot de meest invloedrijke personen. De invloed van de raffinaderij op het eiland was enorm en in de periode van 1920 tot eind jaren zestig fungeerde olie echt als koning.
De werkgelegenheid in de olie-industrie nam echter sterk af na de jaren 50 en in 1984 bedroeg het aantal werknemers niet meer dan 2.000 en dit zou verder alleen maar afnemen. De handel en financiële dienstverlening traden nu meer op de voorgrond. Het toerisme, dat zich vanaf de jaren zestig sterk begon te ontwikkelen, was in eerste instantie vooral gericht op belastingvrije luxeartikelen voor welgestelde cruisetoeristen. Later ontwikkelde zich vooral het koopjestoerisme vanuit de regio, met name Venezuela, en begon het verblijfstoerisme belangrijker te worden met de vestiging van grote, internationale hotelketens. Hoewel het aandeel van het toerisme in de werkgelegenheid nu officieel slechts 10% bedraagt en het ongeveer 25% van het nationaal product genereert, is haar bijdrage in werkelijkheid veel groter doordat er veel toeleverings- en onderhoudsbedrijven bij betrokken zijn. De bezoeker zelf gaat steeds meer gebruik maken van alternatieve accommodaties zoals appartementen, boetiekhotels en vakantiehuisjes, waardoor een bredere groep kleinere ondernemers profiteert. De luchthaven, vliegverbindingen, tourbedrijven en aan het toerisme gerelateerde instellingen (CTB, CHATA) zijn van strategisch belang terwijl het stadsbeeld steeds meer bepaald wordt door de megapieren en cruiseschepen.
Willemstad staat op de werelderfgoed lijst van de UNESCO: hele wijken die tot in de jaren negentig verwaarloosd werden zijn inmiddels omgevormd tot kantoor- en horecadistricten. Er is een bruisend nachtleven en de vele festivals en conventies trekken veel bezoekers. Ook is er sprake van een grotere geografische spreiding van activiteiten over het eiland: bij bijna alle baaien aan de zuidkust vinden wij duikcentra en bij een groot aantal baaien is een resort gebouwd. Het toerisme is op dit moment een belangrijkere economische sector voor het eiland dan de olie-industrie. Het spanningsveld tussen de oude, vervuilende industrie aan de ene kant en het voor de toerist gewenste schone milieu aan de andere kant wordt echter steeds scherper. Het toerisme wordt langzamerhand de belangrijkste economische pijler. Het zal echter nog wel even duren voordat zij, net als de olie-industrie vroeger, de status van allesoverheersende ‘koning’ zal krijgen.