31. Vrouwenemancipatie
In de Curaçaose samenleving hebben vrouwen verschillende posities gehad. Men kende tot slaafgemaakte vrouwen, vrije vrouwen maar ook vrouwelijke plantagehouders. Na de afschaffing van de slavernij op 1 juli 1863 bleef deze sociale ongelijkheid ook onder vrouwen voortbestaan. Vrouwen trokken naar de stad of soms ook naar het buitenland om werk te zoeken. Zij werkten vaak als huisbediende of kindermeisje (‘yaya’), of in de hoedenvlechterij, die een bloeiperiode kende in de eerste decennia van de twintigste eeuw.
Terwijl de Curaçaose vrouw van Afrikaanse afkomst moest werken om te overleven, was het de vrouwen van de elitaire gezinnen niet toegestaan om betaald werk uit te voeren. Vrouwen van elitaire families deden liefdadigheids werk maar droegen ook hun steentje bij aan de emancipatie van de vrouw.
Een belangrijke mijlpaal in de vrouwenemancipatiebeweging op Curaçao was de strijd voor het algemeen kiesrecht van de vrouw, dat mede mogelijk werd gemaakt door de inzet van de vrouwen van de Katholieke Volkspartij, onder leiding van Adèle Rigaud en later de Damanan di Djarason, zogenoemd omdat zij altijd op woensdag bijeen kwamen. Deze vrouwenorganisaties hebben huis aan huis handtekeningen verzameld voor een speciale petitie gericht aan de Koloniale Raad in Den Haag met het verzoek vrouwen het algemene kiesrecht te verschaffen. Dit werd een feit in 1948, tegelijkertijd met het algemeen kiesrecht voor mannen. In Nederland hadden vrouwen in 1919 al kiesrecht gekregen.
Vrouwen mochten na hun huwelijk, volgens de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht (LMA) niet meer in dienst zijn van de overheid. De eerste aanzet tot verandering van deze wetgeving vond plaats in 1968 en in 1975 werd de officiële wetsaanpassing aangenomen. Na deze wetsaanpassing werden ook andere discriminerende wettelijke bepalingen tegen vrouwen geschrapt, zodat vrouwen, die eerder niet het recht hadden om hun eigen financiële en juridische zaken te regelen zonder de toestemming van hun echtgenoot, dat nu zelfstandig konden doen.
De vrouwenemancipatiebeweging en ook het vakbondswezen, vooral de onderwijzersvakbond, ondersteunden de vrouw in haar ontwikkeling en de strijd voor haar recht op gelijke kansen, gelijke betaling en gelijke behandeling. Dit resulteerde erin dat vrouwen diverse functies konden bekleden die voorheen alleen voor mannen waren bestemd. De eerste groep van 12 politievrouwen trad in overheidsdienst 1973; de eerste vrouw in de Staten werd beëdigd in 1949; de eerste vrouwelijke Minister President werd beëdigd in 1977; de eerste vrouwelijke gouverneur werd beëdigd in 2013 en de eerste vrouwelijke voorzitter van het Parlement werd beëdigd in 2016.
Tegenwoordig is het opleidingsniveau van vrouwen op Curaçao hoger dan dat van mannen.
Aan de andere kant wordt er geconstateerd dat er bij jongens en jonge mannen juist nu nieuwe problemen ontstaan. Net als meerdere landen in het Caribisch gebied moet Curaçao erkennen dat er een ‘boy problem’ is ontstaan: jongens doen het steeds slechter in het onderwijs en het percentage drop outs onder jongens is veel hoger dan onder meisjes. Deze actuele ontwikkelingen hebben een nieuwe disbalans doen ontstaan in de man-vrouw verhouding.