24. De arbeidersbeweging
De arbeidersbeweging op Curaçao ontstond aan het begin van de twintigste eeuw. In het begin had de R.K. kerk veel invloed. In 1919 was de R.K. Volksbond opgericht door Antoine Pijpers en deze organisatie speelde een belangrijke rol in de beginjaren van de arbeidersbeweging. Het doel van deze bond was de arbeider geestelijk te verheffen en zijn sociale en economische positie te verbeteren, dit alles op basis van katholieke principes.
De katholieke priesters, zoals Pater Verriet, hadden de leiding over de eerste vakbonden. De R.K. Volksbond trad onder andere ook op als een soort vakbond, bijvoorbeeld tijdens de havenstaking van 1922. De rol van de R.K. Volksbond werd tijdens de staking echter overgenomen door een echte havenvakbond, de Liga di Trahadornan di Haf, later omgedoopt tot Liga San Telmo, die daarmee het voortouw nam voor de moderne arbeidersbeweging.
In de jaren veertig van de twintigste eeuw nam de invloed van de katholieke kerk op de arbeidersbeweging af. Haar plaats werd ingenomen door nieuw opgerichte politieke partijen, zoals de Democratische Partij (DP), die in 1944 werd opgericht. Prominente partijleden, zoals Ciro Kroon en Reggie Venloo, waren actief betrokken bij de oprichting van de vakbond voor werkers in de olie- industrie (PWFC) en de oprichting van de ‘Curaçaose Federatie van Werknemers’ (CFW). Zij speelden ook een belangrijke rol bij de mijnwerkersstaking in 1955. De DP nam in 1955 ook het initiatief voor de afschaffing van het verbod om te staken en leverde een belangrijke bijdrage aan het tot stand brengen van het Algemene Ouderdomspensioen.
Over het algemeen hadden de opeenvolgende regeringen vaak onvoldoende oog voor de wensen van de vakbonden, waardoor, vooral in de jaren zestig, (wilde) stakingen ervoor moesten zorgen dat looneisen en eisen voor medezeggenschap werden ingewilligd. Dit culmineerde in de opstand van 30 mei 1969.
De jaren zeventig verliepen voorspoedig voor de vakbonden omdat zowel bij de overheid als het bedrijfsleven het besef doordrong dat participatie van de arbeidersbeweging van essentieel belang was voor de economische en sociale ontwikkeling van het land.
De jaren tachtig vormden echter een negatieve periode. De crisis in het begin van de jaren tachtig leidde tot inkrimpingen en massa-ontslagen, met als gevolg een groot aantal stakingen. De arbeidersbeweging trachtte toen, door het geven van politieke stemadviezen, invloed uit te oefenen op de politiek om het getij zo te doen keren, maar met weinig resultaat. De verdeeldheid binnen de vakbeweging zelf was daar in grote mate debet aan.
In het begin van de jaren negentig werd een aantal grote stakingen georganiseerd tegen de bezuinigingen bij de overheid en in het onderwijs, voor de gelijktrekking tussen de salarissen van mannen en vrouwen in overheidsbetrekking en voor de indexering van de overheidssalarissen.
In 1997 richtte een aantal vakbonden een eigen politieke partij op, de Partido Laboral Krusada Popular (PLKP), om politieke invloed te verkrijgen. Hierover bestond in de arbeidersbeweging geen eensgezindheid omdat velen van mening waren dat dit de autonome positie van de vakbonden uitholde. Hoewel deze partij in het begin enig succes boekte, nam haar invloed zienderogen af totdat zij geen enkele rol meer speelde in de politiek.
In de periode na 2000 is er wereldwijd, en ook op Curaçao, sprake van een toenemende onmacht van de arbeidersbeweging, als gevolg van het neoliberale beleid van de overheid. De arbeidersbeweging heeft weinig invloed uitgeoefend op de staatkundige ontwikkelingen die zich tussen 2005 en 2010 voltrokken. Toen in de periode na 2010 de overheid wegens financieringstekorten vele bezuinigingsmaatregelen introduceerde, was de arbeidersbeweging, wegens onderlinge verdeeldheid en gebrek aan visie, niet in staat hiertegen adequaat op te treden en flankerend beleid af te dwingen.
Als pluspunt kan worden genoemd dat de vakbeweging, die nu een strategie hanteert waarin de nadruk ligt op de dialoog en niet zozeer op stakingen, geleidelijk meer betrokken wordt bij het tripartiete overleg met de overheid en het bedrijfsleven, zoals dat plaatsvindt in de Sociaal Economische Raad (SER) en de Nationale Dialoog.